De Providerskwestie

Vertrouwenspersoon.png

Een niet onbelangrijke taak van de NMv-vertrouwenspersonen is het afgeven van signalen opgedaan uit casussen uit de praktijk. Deze worden vervolgens doorgegeven aan het bestuur van de NMv. Een van die signaleringen betreft de zogenaamde “providerskwestie”.

Onder een provider wordt verstaan: een platform/organisatie waar mediators bij aangesloten kunnen zijn, voor het aanleveren van mediations. Dit tegen een bepaalde financiële bijdrage c.q. een bepaalde fee over het uurloon.

In een aan ons voorgelegde casus vond de desbetreffende mediator dat zijn integriteit als mediator ernstig aangetast was door een provider. Het was dan ook de vraag hoe daarmee om te gaan. Het dilemma voor de mediator bestond uit de keuze al dan niet uit de betreffende organisatie te stappen. Met als voordeel weer vrij te zijn hoe je mediations in kunt richten en daarbij ook volledig te voldoen aan de MfN- dan wel ADR-gedragsregels. En als nadeel vaak een aanzienlijk deel van je omzet kwijt te raken. 

Deze signalering op het gebied van arbeidsmediation was aanleiding voor een initiatief vanuit een aantal mediators tot het oprichten van de wAM-groep. Deze wAM-groep werd mede gefaciliteerd door de NMv en resulteerde vorig jaar in de website www.werkwijzerarbeidsmediation.nl. Daarin worden de posities van alle bij een arbeidsmediation betrokken actoren nauwkeurig aangegeven. We kunnen ons voorstellen dat ook andere mediationgroepen tot eenzelfde initiatief komen. Dit vanwege de toename van het aantal providers.

Welke problemen kunnen zich aandienen bij het werken met een provider?

Een aan de provider verbonden grote werkgever kan deze laten weten ontevreden te zijn over een ingeschakelde mediator. De provider zal dan moeten beoordelen of de mediator zich aan de van toepassing zijnde gedragsregels heeft gehouden en daarnaast of de mediator zich betamelijk heeft gedragen. Een hindernis daarbij vormt de vertrouwelijkheid van de mediation. De ondertekenaars van de mediationovereenkomst zullen toestemming moeten geven voor wat aan de provider vertrouwelijk gemeld mag worden. 

Als die hindernis genomen is, dient de volgende hindernis zich aan. De provider zal zich als een soort klacht/tuchtrechter moeten gaan gedragen om de mediator te beoordelen?

De meest zuivere route zal zijn dat de provider de opdrachtgever verwijst naar het klacht- en tuchtrecht van de MfN dan wel ADR en de betrokken mediator tijdelijk geen opdrachten verstrekt. Als er een negatief oordeel uit voortkomt, dan kan de provider alsnog zijn relatie tot de betrokken mediator bepalen. 

De provider riskeert echter een schadeclaim van de mediator als de klacht ongegrond verklaard wordt en de mediator aantoonbaar door de tijdelijke “schorsing” omzetverlies heeft geleden. Wij willen met bovenstaande niet zeggen dat providers onzorgvuldig met kwaliteit omgaan. 

Heeft u vragen over bovengenoemde, dan kunt u naar ons reageren zodat wij de signalen aan het bestuur NMv kunnen voorleggen. 

Paul Wijntje – p.wijntje@planet.nl     
PeteR Clark – info@pasme.info